Een stijgende pensioenpremie waar een minder zeker pensioen tegenover staat. U moet wat overhebben voor uw oude dag, en werkgevers zijn huiverig voor verdere kostenstijging.
Anna Wesselink* werkt voor een groot internationaal tech-bedrijf. Het bedrijf draait uitstekend en haar salaris stijgt snel, maar pensioen bouwt ze nauwelijks op: in de ruim twee jaar tijd in haar huidige baan heeft ze met een salaris van € 50.000 maar € 400 aan levenslang pensioen opgebouwd. In een traditionele pensioenregeling had zij met een dergelijk salaris al zeker € 1.400 aan pensioen opgebouwd, ruim drie keer zo veel dus.
Zo’n 90 procent van alle werknemers bouwt pensioen op via de werkgever. Dat percentage is de afgelopen tijd niet wezenlijk veranderd. Wat wel is veranderd: veel pensioenen zijn kariger geworden. Veel werkgevers in relatief nieuwe sectoren als de ICT hebben een sobere pensioenregeling. En werkgevers uit oudere sectoren stappen over naar een andere, goedkopere pensioenregeling. Als dat tenminste kan, want in de meeste sectoren, zoals in de zorg, de bouw en de detailhandel, is deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds verplicht. Als werkgever kun je dan niet in je eentje besluiten het pensioen te versoberen; dan moet de hele sector meedoen.
De standaard is nog altijd het middelloonpensioen, waarbij de hoogte van het pensioen levenslang is gegarandeerd. Maar het belang van dit pensioen neemt af. In 2010 had volgens De Nederlandsche Bank (DNB) 84% van de pensioenen (in aantallen deelnemers) zo’n middelloonpensioen. In 2017 was dat gedaald tot 76%.
Grote winnaar was het goedkopere beschikbare premiepensioen. Het marktaandeel verdubbelde sinds 2010 van 10% naar 20%. Bij deze regeling is de hoogte van het pensioen niet gegarandeerd.
Waarom worden veel pensioenen versoberd?
‘Er is beslist een trend naar een soberder pensioen’, zegt Hans Kennis, partner bij Montae, een adviesbureau op het gebied van pensioenregelingen. ‘Maar de prikkel is niet om te bezuinigen, die tendens zien wij bij onze klanten niet. Wel willen werkgevers voorkomen dat de pensioenkosten verder stijgen. Daarom stappen ze soms over naar een systeem waarbij de kosten vastliggen.’
Pensioen is voor werkgevers een flinke kostenpost. In traditionele pensioenregelingen waarin nog steeds de meeste werknemers zitten, betaalt de werkgever doorgaans de helft tot twee derde van de pensioenpremie van al gauw 10 tot 15 procent van de loonsom. Maar de prijs van pensioen stijgt al jaren vanwege de lage rente en de toegenomen levensverwachting. In 2018 nog verhoogde het ambtenarenpensioenfonds ABP de premie met bijna 9 procent. Niet om meer uit te keren, zelfs niet om te indexeren, maar om de pensioenen op peil te kunnen houden.
Wat maakt de ene pensioenregeling goedkoper dan de andere?
‘Vooral de garantie van zekerheid kost veel geld’, zegt Theo Gommer, pensioenadvocaat bij Gommer & Partners. ‘Daarom wordt het beleggingsrisico bij veel pensioenregelingen verschoven naar de werknemer.’
In jargon heet het traditionele middelloonpensioen ook wel DB-pensioen. DB staat voor defined benefits. Dat betekent dat de hoogte van uw pensioen, de benefits, in principe vast staat. Het goedkopere beschikbare premie-pensioen heet ook wel DC-pensioen. DC staat voor defined contribution. Dat betekent dat alleen de hoogte van de inleg, de contribution, vast staat. Deze inleg wordt belegd, en op de pensioendatum koopt u met de inhoud van de pensioenpot een levenslang pensioen aan.
Natuurlijk wordt de premie ook bij het middelloonstelsel belegd, maar bij een DC-regeling is het eindbedrag een streven, terwijl bij het DB-stelsel het eindbedrag een doel is dat met bijna absolute zekerheid moet worden gegarandeerd. Daarom zijn de rekenregels voor een DB-pensioen veel strenger. Bij een DB-pensioen ligt de rekenrente rond de 2 procent, terwijl bij een DC-pensioen 3 of 4 procent wordt gehanteerd. Dat lijkt een klein verschil, maar over een periode van tientallen jaren maakt dat veel uit. Daarom moet de premie bij een middelloonpensioen zo veel hoger zijn dan bij een DC-pensioen.
Pensioenadviseur Kennis ziet niet alleen nadelen van een onzeker DC-pensioen. ‘Wat nog wel eens wordt vergeten, is dat een DC-pensioen, in tegenstelling tot een DB-pensioen, ook hoger kan uitvallen dan verwacht. Bovendien mag met een DC-pensioen sinds kort na de pensioendatum worden doorbelegd.’
Er zijn meer manieren waarop werkgevers proberen de pensioenkosten in de hand te houden. Vaak gebeurt dat door voor het partner- of nabestaandenpensioen niet langer geld te reserveren, maar dit te verzekeren op risicobasis. Als het op risicobasis wordt verzekerd, krijgt uw partner alleen nabestaandenpensioen zolang u nog in dienst bent. Na uw ontslag of pensionering krijgen uw nabestaanden in principe niets. U kunt dit voorkomen door als u uit dienst gaat een deel van uw eigen pensioen om te ruilen in een partnerpensioen. Uw eigen pensioen valt dan uiteraard lager uit.
Daarnaast hebben ook wettelijke maatregelen de afgelopen jaren de pensioenen versoberd. Zoals de verhoging van de pensioenleeftijd en de verlaging van het maximale opbouwpercentage. Het pensioen dat jaarlijks maximaal mag worden opgebouwd, is de afgelopen jaren verlaagd van 2,25 procent naar 1,875 procent van het zogenaamde pensioengevend loon. Bovendien mag u over inkomen boven ruim een ton (€ 105.075 in 2018) helemaal geen regulier pensioen meer opbouwen.
Wat kunnen deelnemers doen om te voorkomen dat ze door de versoberde pensioenen het op hun oude dag zuinig aan moeten doen?
Pensioenadvocaat Gommer: ‘Eigenlijk zou iedereen een financiële planning moeten maken, waarbij pensioen een van de variabelen is. Als het pensioen minder wordt, zou je meer kunnen aflossen op je hypotheek of extra gaan beleggen.’
Dat is precies wat Anna van Halen van plan is. Zij overweegt om extra geld opzij te zetten. Niet in een pensioen- of lijfrenteregeling, waarmee zij met belastingvoordeel pensioen kan opbouwen, maar op een gewone beleggingsrekening. Dan namelijk heeft zij alle vrijheid om te doen met haar geld wat en wanneer ze maar wil.
* Werkelijke naam bij de redactie bekend.