Risicomijdende beleggers hebben een probleem. Veilig beleggen levert niets meer op en is ook niet meer veilig.
Ferdinand Miller leeft al jaren van zijn pensioen en van zijn vermogen. Hij had bij zijn pensionering met zijn bank een defensief beleggingsprofiel afgesproken. Jarenlang leverde dat elk jaar na aftrek van de kosten gemiddeld vijf procent rendement op. Daarmee zou het vermogen lang genoeg in stand blijven om levenslang comfortabel van te kunnen leven. Maar de portefeuille levert de laatste tijd vrijwel niets meer op. Dat komt doordat het rendement van obligaties, het fundament van een defensieve portefeuille, momenteel rond de nul procent ligt. De bank stelde Miller daarom voor volgens een neutraal profiel te gaan beleggen. Dan kan hij misschien langer van zijn vermogen leven. Maar dan loopt hij ook het risico dat zijn geld als gevolg van koersverliezen juist eerder op is.
Risicomijdende beleggers hebben een probleem. Veilig beleggen levert niets meer op en is ook helemaal niet meer zo veilig (zie kader). Maar u moet toch iets met uw geld, al was het maar om de vermogensbelasting van maximaal 1,65 procent te kunnen betalen. Wat te doen als belegger met een behoudend risicoprofiel?
Risicoprofiel
Begin met checken of uw bank of vermogensbeheerder doet wat hij zegt. Elke beginnende belegger krijgt van zijn bank of vermogensbeheerder een risicoprofiel aangemeten. Dit gebeurt aan de hand van een aantal vragen. Uw risicoprofiel is de hoeveelheid risico die bij u als belegger past. Dit profiel hangt af van objectieve en subjectieve criteria. Een objectief criterium is of het geld op korte termijn nodig is voor bijvoorbeeld uw pensioen. Een voorbeeld van een subjectieve maatstaf is wat het met u doet als uw vermogen als gevolg van een beurscrash in een jaar 20 procent minder waard wordt. Niemand vindt dat leuk, maar raakt u in paniek of gaat u er vanuit dat de koersen op termijn wel weer aantrekken?
Als er een risicoprofiel is gemaakt, gaat de vermogensbeheerder voor u aan de slag. Een defensieve portefeuille wordt doorgaans voor 65 tot 90 procent gevuld met obligaties. Bij een offensieve portefeuille zit eenzelfde percentage in aandelen. Maar hier gaat het geregeld al mis. Sommige vermogensbeheerders beleggen bij een defensief risicoprofiel inderdaad 70 procent in obligaties. Maar als dit voornamelijk high yield bonds – obligaties met een relatief hoog rendement, maar een dito risico – loopt u misschien meer risico dan u denkt. En houdt de vermogensbeheerder zich wel aan de letter van het risicoprofiel, maar niet aan de geest.
Binck-dochter Alex gaat nog een stap verder. Een ‘behoedzame’ portefeuille is bij Alex volledig belegd in aandelen. En de afgelopen jaren zaten ‘speculatieve’ beleggers soms voor nul procent in aandelen. Dit pakte soms goed uit – zoals in 2008 en 2009. Maar soms juist slecht, zoals in 2014 en 2016. Alex kreeg vorig jaar nog een boete van 750.000 euro vanwege misleidende informatie in reclamespotjes. Daarin werd ten onrechte gesuggereerd dat Alex het neerwaartse risico van beleggen onder controle heeft.
Omdat een bovengemiddeld rendement bijna altijd het gevolg is van een bovengemiddeld risico, adviseert Jos Leeser van vermogensbeheer.nl beleggers om niet te veel waarde te hechten aan de rendementscijfers. ‘De branche heeft onze klanten jarenlang verkeerd gedrag aangeleerd door ze wijs te maken dat je het bij de een veel beter doet dan bij de ander. Dat het vooral gaat om het verslaan van de markt. Maar als belegger zou je primair moeten kijken naar hoeveel risico je wilt en kunt hebben. Daar rolt dan vanzelf een bepaald risicoprofiel uit dat op termijn resulteert in een bepaald gemiddeld, bij dat profiel passend rendement.
Bart Spronk van vergelijkingssite Beleggingsmatch.nl gebruikt als maatstaf van het risico de volatiliteit, dat is de beweeglijkheid van de rendementen in het verleden. Deze wordt uitgedrukt in de zogenaamde standaarddeviatie van de beleggingen. De toezichthouder AFM heeft hiervoor de zogeheten risicometer ontwikkeld. ‘Helaas gebruiken weinig vermogensbeheerders deze methode. Door naar de bewegelijkheid van de rendementen te kijken, bieden we consumenten een goed beeld van hoeveel risico de partijen daadwerkelijk genomen hebben. Dat is nodig, want binnen op papier gelijke risicoprofielen ontstaan grote verschillen. Voorbeeld: vermogensbeheerders behaalden in 2008 een rendement tussen de plus 2,5 procent en min 45,0 procent in een ‘neutraal’ profiel.’
Het goed in kaart hebben van het werkelijke risico dat u loopt – is defensief inderdaad defensief? – is één. Maar uiteindelijk gaat het er om uw geld ergens te laten renderen. Wat zijn dan voor defensieve beleggers de opties?
1. Neem meer risico. Besef goed dat u meer risico loopt. Als het gedeelte aandelen in de portefeuille stijgt van 20 naar 50 procent moet u accepteren dat bij een beurscrash zoals in 2008 de waarde van uw beleggingen met meer dan 20 procent kan dalen.
Spronk van Beleggingsmatch waarschuwt beleggers niet te makkelijk mee te gaan in het voorstel meer risico te nemen: ‘Het hoge verloop van accountmanagers bij de grote banken kan wel eens een extra prikkel kunnen zijn om meer risico te nemen. De adviseur die je nu helpt doet over drie jaar waarschijnlijk weer wat anders. Dat is een prikkel om het kortetermijnbelang te laten prevaleren boven het langetermijnbelang van de consument.’
2. Minder beleggen. Als een hoger risicoprofiel geen optie is, is een alternatief om minder te beleggen. Spronk: ‘Stel dat voor een vermogen van 500.000 euro een defensief advies geldt waarbij in de verhouding 70/30 wordt belegd in obligaties/aandelen. Bij “minder beleggen” wordt dan maar 300.000 euro belegd in een 50/50 verhouding obligaties aandelen, conform een meer risicovol neutraal profiel. De overige 200.000 euro zet je op een spaarrekening.’
Jos Leeser van vermogensbeheer.nl: ‘Ik vind het sterk als partijen dit adviseren. Ze lopen dan immers inkomsten mis. Ik zie dit vooral bij kleinere vermogensbeheerders. Grote banken doen zoiets minder snel, is mijn ervaring. Die vullen de portefeuilles vaak nogal mechanisch in. Dat komt ook doordat de accountmanager niet degene is die bepaalt hoe de portefeuille van de klant wordt belegd.’ Dat gebeurt bij grote banken tegenwoordig meestal top-down.
3. Stoppen met beleggen. Sommige partijen adviseren nieuwe klanten om maar even helemaal niet te beleggen. De Rabobank biedt het profiel ‘zeer defensief’ niet langer aan voor nieuwe klanten. ‘We hebben de afgelopen tijd veel klanten gebeld om ze te vertellen over de gevolgen van een stijgende rente voor het gekozen risicoprofiel’, zegt een woordvoerder van de Rabobank. ‘Sommigen zijn gaan sparen, anderen hebben voor een hoger risicoprofiel gekozen.’ Ook Bank Ten Cate ontraad soms risicomijdende beleggers om nu te gaan beleggen.
4. Accepteer laag of zelfs negatief rendement. John Bogle, de oprichter van vermogensbeheerder Vanguard en grondlegger van het indexbeleggen, vindt dat beleggers zich moeten neerleggen bij de markt. Daarbij hoort ook acceptatie van de lage rendementen van obligaties. In Japan zijn de rentes al jarenlang negatief. Zo ver is het hier (nog) niet gekomen, dus wees blij met een rendement van 0,5 procent. ‘Go with the flow’, is zijn devies.
Obligaties veilig?
Obligaties zijn leningen die zijn uitgegeven door overheden en bedrijven. Beleggers krijgen doorgaans een vaste rente en de lening wordt meestal op een bepaalde datum afgelost. Dat lijkt, mits de obligaties is uitgegeven door een degelijke partij, dus heel veilig. Maar dat is niet altijd het geval.
– De beurskoers van een obligatie beweegt zich omgekeerd aan de rente. Gaat de rente omlaag, dan stijgen de koersen van obligaties, gaat de rente omhoog, dan dalen de koersen.
– De rente die beleggers krijgen voor degelijke overheden en partijen is nu soms nog lager dan de spaarrente. Daarbij lopen beleggers ook koersrisico.